Wanneer kleuren natuurgetrouw moeten worden weergegeven, dan geldt sinds tientallen jaren dat de CRI daarvoor de parameter is. CRI staat voor Color Rendering Index wat in het Nederlands Kleurweergaveindex betekent. Deze parameter geeft in een getal van maximaal 100 weer hoe natuurgetrouw het licht van een lamp kleuren kan weergeven. Met de komst van de ledlampen is echter een hoge CRI te behalen maar geen aantrekkelijk kleurenbeeld. Dit heeft verschillende redenen en het is tijd voor een opvolger van de CRI. OliNo heeft gekozen om additioneel de CQS (Color Quality Scale) te vermelden bij het doormeten van lampen.
De CRI is een parameter die is bedacht ten tijde van de TL buizen. Men keek naar hoe natuurgetrouw een set van 8 kleuren worden weergegeven door het licht van de testlamp, in vergelijk met een referentielichtbron. Hoe groter de verschillen in kleur des te lager de CRI waarde geldig voor het licht van de testlamp. De waarde kan maximaal 100 zijn, wanneer de 8 testkleuren exact zo worden weergegeven als de testlamp dat zou doen.
De 8 testkleuren voor de CRI bepaling
Men heeft bepaald, o.a. in de norm EN 12464-1 Lighting of work places, dat een CRI van 80 of meer nodig is voor die ruimtes waar mensen de gehele dag aanwezig zijn en werken. Dit om een goede (natuurgetrouwe) kleurherkenning te garanderen.
Nadelen van de CRI
Met de komst van de ledverlichting is gebleken dat deze parameter een aantal gebreken heeft. Met ledlampen kan men, door specifiek ledkleuren te mengen of door fosforen goed te kiezen, goed die referentiewaarde van 80 behalen, echter dan wil dat nog niet zeggen dat een weergegeven scene mooi en natuurgetrouw verlicht wordt. Men kan zo ledlampen hebben met een lage CRI en een beter kleurbeeld. Beter in dit geval betekent dan licht met een goed resultaat op een combinatie van natuurgetrouwheid, preferentie en kleurdiscriminatie.
Links een plaatje met CRI = 82 en rechts een plaatje met CRI = 71.
Als we naar deze twee plaatjes kijken dan is links het fletser dan rechts. Dit kan tezamen gaan met een goede waarde voor CRI daar deze alleen let op niet-gesatureerde kleuren en hoe deze worden weergegeven. Een felle kleur rood zit niet in het gamma van de CRI testkleuren en dus kan best niet goed worden weergegeven. Het plaatje rechts heeft meer levendigheid. De kleuren zijn niet zo flets of misschien zijn ze wel wat versterkt. De CRI zal enige overdrijving van kleuren meteen afstraffen, omdat dat niet natuurgetrouw is (niet gelijk aan de referentielichtbron). Echter voor ons mensen is het iets versterken van kleuren bij kunstlicht gewenst, omdat daarmee het kleurbeeld meer overeenkomt met hoe we de kleuren in buitenlicht zouden zien; veel licht buiten zorgt namelijk voor meer versterking van kleuren.
Opgesomd zijn de volgende aspecten van de CRI bekend die het tot een verouderde kleurweergaveindex maken:
1) Slechts 8 referentiekleuren, dit is erg weinig
2) Men kan de kleur rood (nr 9) meenemen echter daar geldt dan een andere eis dan 80 voor, dit omdat de kleurevaluatie erg inhomogeen is (voor rood is een waarde groter dan 0 al acceptabel en een waarde groter dan 50 is al erg goed)
3) De referentiekleuren zijn niet gesatureerd, terwijl uit vele simulaties is gebleken dat het goed weergeven van gesatureerde kleuren automatisch inhoudt dat de niet-gesatureerde kleuren ook goed worden weergegeven
4) Alleen letten op natuurgetrouwheid is niet in lijn met praktische kleurervaring. Men mist de preferentie. Vooral het afstraffen van het iets versterken van kleuren door de CRI parameter staat tegen de praktische kleurervaring.
5) Een slechte score (grote afwijking) op 1 van de testkleuren kan worden gecompenseerd door een goede score op 7 andere testkleuren. Dit komt omdat de CRI een gemiddelde is van dekleurprestaties van de 8 kleuren. Men kan zo een goede CRI hebben en toch slecht scoren op één of zelfs twee van de testkleuren.
6) Kleuradaptatie wordt gedaan met een verouderd rekenmodel. Het menselijk oog kan kleine kleurafwijkingen wegcorrigeren. De Von Kries methode die voor de CRI wordt gebruikt is verouderd en er zijn betere modellen beschikbaar om dit effect mee te nemen.
7) De CRI kan waardes onder de 0 hebben, wat verwarrend (kan) werken voor praktische verbeelding ervan.
De Color Quality Scale
De bovengenoemde nadelen zijn allemaal aangepakt met de CQS. Deze heeft 15 samples en zijn allen meer gesatureerd.
De berekening van de afwijking wordt gedaan in een kleurruimte die veel homogener is en dus de referentiewaarde van 80 is geldig voor alle testkleuren. Ook is kleuradaptatie meegenomen met een up-to-date kleurmodel.
De berekening van de CQS parameter is niet meer een gemiddelde maar een RMS-waarde (verschillen worden gekwadrateerd en dan opgeteld en uiteindelijk de wortel ervan getrokken; een hoge afwijking blijft zo veel meer meewegen in het einresultaat.
Beschikbaarheid van de CQS
Het is zo dat de CQS een van de voorgestelde, verbeterde, kleurparameters is als opvolger van de CRI. Er zijn er meer en er is nog geen algemene consensus welke van de voorstellen nu de opvolger van de CRI is of zou moeten worden. OliNo echter heeft de overtuiging dat het goed zou zijn om de CQS resultaten beschikbaar te maken zodanig dat men meer ervaring gaat opdoen met deze parameter en deze ook kan vergelijken met de CRI waarde. Dit omdat daarmee de genoemde verbeteringen beschikbaar worden voor ieder.
De meest recente meetverslagen zijn al voorzien van de CQS resultaten. Zie daarvoor de categorie Lampmetingen op de OliNo site; deze presenteert de meest recentste lampmetingen bovenaan.
Extra opmerking: een (wel) héél erg hoge CRI kan blijkbaar samengaan met een hoge CQS. Zie daarvoor het resultaat van deze ledlamp.
Daarnaast kan meer gelezen worden over de CRI en CQS op in dit artikel.