Boekverslag Arm en Rijk in Nederland (Willem Vermeend)
Geplaatst door Marcel van der Steen in Boeken Geen reacties»Onlangs een boek gelezen over arm en rijk in Nederland. Het thema interesseert me vanwege dat ik geloof dat een grote kloof niet goed is voor veiligheid en tevredenheid in een land. Het thema rijk en arm is bij vele in de interesse geraakt toen Thomas Piketty zijn analyse openbaarde in zijn boek Capital in the 21st century, en daarin ook zijn toekomstbeeld uitlegt; een samenleving waarbij rijken ten koste van de armen steeds rijker worden en overal de dienst uitmaken.
In dit boek over arm en rijk in NL legt Willem Vermeend de situatie uit in NL, analyseert de voorspellingen van Piketty en geeft zelf mogelijke (andere dan Piketty) oplossingen. Dit laatste doet hij met een breed vizier en dat vind ik correct en goed. Ik heb zelf ook bedenkingen bij het geheel en die heb ik er in een apart hoofdstuk bijgezet.
Update 5 nov 2015: Rijken worden 10 % rijker (in Nl).
De hoofdstukken worden genoemd en kort uitgelegd wat mij daarin is opgevallen.
Hoofdstuk 1: een groeiende ongelijkheid in de westerse industrielanden
Sinds de jaren 80 is in veel westerse landen zowel de inkomens- als de vermogens verdeling schever geworden. Een trend die nog zal doorzetten. In de VS heeft de top 1 % rijkste huishoudens maar liest 20 % van het totale inkomen. In NL is dat 6 % terwijl het gemiddelde van de rijke OESO landen op 10 % ligt.
In het bedrijfsleven was het in de VS eens een verschil van een factor 20 tussen een topbestuurder en een gemiddelde werknemer, nu meer dan 200x. In NL bij internationale bedrijven is deze verhouding tussen de 40 en 50.
Voorstanders van het aanpakken van de kloof menen dat een verdere toename leidt tot maatschappelijke onrust, armoede, sociale uitsluiting en afname van het vertrouwen in de politiek.
Tegenstanders van het aanpakken stellen positieve effecten van ongelijkheid; het prikkelt tot ondernemerschap, innovate, harder werken, extra banen en zorgt voor meer welvaart.
Update 5 nov 2015: Rijken worden 10 % rijker, aldus een artikel in de Sprout.
Hoofdstuk 2: economische ongelijkheid in de wereld.
De meting van ongelijkheid tussen inkomens kan worden gedaan met een Gini-coëfficient. Zijn waarde van 0 betekent volledige gelijkheid; iedereen heeft eenzelfde hoeveelheid inkomen. En zijn waarde van 1 betekent dat het inkomen in de samenleving volledig ongelijk is verdeeld, zodat één iemand al het inkomen heeft en de rest niets. Deze coëfficient voor de netto-inkomensverdeling ligt voor de Scandinavische landen ron de 0,25 en voor NL op 0,27 en een land als Z-Afrika heeft 0,63. Van de westerse landen is er bij de VS en UK relatief veel ongelijkheid, resp 0,38 en 0,34.
Wereldwijd is deze Gini afgenomen, door opkomende economieën als China en India. Echter de ongelijkheid binnen de landsgrenzen in veel westerse landen is toegenomen. Een aantal oorzaken die genoemd worden: (1) ongelijkheid geschoold en ongeschoold personeel (vooral techniek is van belang), (2) toename werkende vrouwen in NL, (3) uitwassen in de sport en media-wereld, (4) uitwassen in het internationale bedrijfsleven.
De volgende maatregelen in NL dragen bij aan een evenwichtigere inkomensverdeling:
– AOW en aanvullende pensioensuitkeringen (effect 57 %)
– Bijstand-, werkloosheids- en arbeidsongeschikheidsuitkeringen (14 %)
– Loon- en inkomstenbelasting (13 %)
Hoofdstuk 3: bevindingen en voorstellen van Piketty
Vermeend legt een relatie uit tussen kapitaal (K), arbeid (L) en nationaal inkomen (Y). Je hebt kapitaal en arbeid nodig om inkomen te genereren. De verhouding K/L heeft echter een optimum; bij nog meer kapitaal voorbij dit optimum is het extra genererend effect op het inkomen lager (Solow-groeimodel); kapitaal is onderhevig aan diminishing returns. Variaties in K en L variëren de Y. Een lange termijngroei van Y is alleen te verwachten door innovatie.
Hij legt verder uit dat rente (r) op kapitaal de inkomenstbron is voor het hebben van kapitaal en het loon (w) de inkomstenbron is voor arbeid. Volgens Vermeend kan de rente op kapitaal niet langdurig hoger zijn dan de groei van de economie en dus zal de factor arbeid steeds meer gaan opleveren (tegen het beeld in van Piketty). Volgens Vermeend is human capital van belang (en niet financieel kapitaal). Dit human capital, daarmee bedoelt hij ondernemers die goed aangesloten zijn bij de digitale technieken van vandaag en die daarmee nieuwe banen weten te creeeren en succes daarmee weten te behalen. Deze mensen moeten niet ontmoedigd worden met hogere belastingen maar juist aangemoedigd worden. Zijn stelling is ook dat deze succesvolle mensen makkelijk naar andere landen toekunnen waar de belastingen gunstiger zijn. Dus belastingen op rijken zou daarmee niet helpen (hiermee tegen het beeld in van Piketty). Overigens komt Vermeend vaker terug op het mobiel zijn van human capital en dat zij zich zouden verplaatsen als de fiscale omstandigheden te ongunstig zouden zijn. Mensen, en ook bedrijven, gaan we zodra ze een te ongunstig financieel klimaat ondervinden.
Hoofdstuk 4: Nederland heeft een platte inkomensverdeling
De cijfers van het CBS laten zien dat de inkomensverschillen in NL stabiel en relatief klein zijn. Dit is gebaseerd op cijfers van het CBS. Relative armoede wordt ook uitgelegd, als zijnde die groep van de bevolking die minder heeft dan 50 % van het mediane inkomen. In Tsjechië is dat 6 %, in NL 7 % (mediane inkomen is 50.000 euro), in de UK 10 %, in de VS 17 % en in Mexico 21 %. Kwa inkomensverdeling meldt Vermeend nog dat de meestvedienende 10 % zo’n 30 % van het totale inkomen verdienen, en de meestverdienende 1 % heeft 6 % van het totale inkomen.
Dan nog over vermogen. Sinds de financiële crisis van 2008 is het gemiddelde vermogen van de NL huishoudens met bijna 50 % gedaald; de waarde van het huis is afgenomen (waarde huis stelt 60 % van het het totaal aan bezittingen voor). Een balans van 2012 van de vermogensopbouw:
Vermogen zit dus vooral bij de huishoudens als eigen huis. De overwaarde is 1150 – 675 = 475 miljard euro. Het grootste deel zit bij de 65-plussers die hun huis hebben afgelost. 40 miljard staat als ondernemingsvermogen genoemd echter Vermeend meldt dat een gedeelte van overige onroerend goed en effecten (van deze laatste 125 miljard) ook tot ondernemingsvermogen behoort.
Zo bekeken is een vermogensverdeling veelal gestoeld op het jarenlang dmv arbeid opbouwen van het eigen huisbezit en het zou onjuist zijn dit als ongewenste verdeling van vermogensbezit te benoemen.
Verdeling van de vermogens in NL zou als volgt zijn:
Het laat zien dat het stabiel is. Verder bevat het niet de pensioenen, wat nog voor meer nivellering zou zorgdragen.
Een vergelijk met het buitenland, wat laat zien dat de verdeling in NL minder scheef is dan in het buitenland.
Vermeend meldt nog dat de meeste miljonairs hun vermogen te danken hebben aan hun eigen onderneming (bij jongeren meer dan 60 %). Een eigen onderneming brengt inkomens- en vermogensrisico’s met zich mee, maar kan een belangrijke opstap zijn nar het miljonairschap.
Hoofdstuk 5: Het echte probleem is niet ongelijkheid, maar werk
Zowel nationale als internationale cijfers laten zien dat NL geen ongelijkheidprobleem heeft. Wij zijn al een Piketty proof land en volgens Vermeend moeten we daar niet zo blij mee zijn: we hebben een te hoge belastingdruk op arbeid (arbeid duur dus verplaatsen naar andere landen en automatisering) en een sterk nivellerend belastingssysteem waarmee we de economische groei remmen en werkgelegenheid vernietigen (ongunstige financiële omstandigheden voor ondernemers die werk creeëren en daarom naar andere landen gaan).
De EU is van belang
Vermeend meldt dat Europese landen de EU nodig hebben. De EU is in staat overal gunstige handels- en investeringsverdragen af te sluiten waarvan alle lidstaten profiteren. Ook de euro speelt een rol, daar de munt overal bekend is en geaccepteerd wordt. Individuele landen kunnen internationaal minder gewicht in in de schaal leggen. Europese landen die geen deel uitmaken van de EU krijgen het moeilijk. Ze zijn niet opgewassen tegen de concurrentiekracht van machtsblokken in de wereld en de financiële markt.
De EU heeft na de crisis teveel ingezet op bezuinigingen en lastenverzwaringen, wat de VS anders heeft gedaan door snel de bankensector te saneren en meer in te zetten op stimulering (incl. lastenverzwaringen).
Een land in Europa zal buiten de EU niet beter af zijn. Men kan als enig land geen lucratieve handelsverdragen sluiten met andere landen. Alle landen in de EU zullen verwijzen naar Brussel. Anders machtsblokken zullen geen handel drijven met kleine landen, of anders tegen ongunstigere voorwaarden voor het enkele land. Bij internationale conflicten (bijv op gebied van energie) staan ze alleen.
Bedenkingen
Ik vind dit stuk over de EU verhelderend, maar tegelijkertijd zie ik ook grote nadelen. Ten eerste de machtsconcentratie die zich voordoet omdat er (internationale) machtsblokken zijn en hun vertegenwoordigers: in dat opzicht wordt Brussel erg machtig omdat het namens vele landen afspraken maakt en daardoor is er veel macht in een kleine groep geconcentreerd, wat veel te makkelijk leidt tot machtsmisbruik (zie FIFA); blijkbaar gedragen mensen zich op een gegeven moment toch anders wanneer ze veel macht kunnen hebben en blijkbaar is er met geld toch veel te regelen (corruptie). En anders kan het natuurlijk ook misgaan door bedreigingen, mocht de machthebber niet met geld te overtuigen zijn. Ik zou dan zelf liever zien dat decentralisatie van zoveel mogelijk zaken plaatsvindt, waardoor er minder machtsconcentratie optreedt. Bijvoorbeeld het energie neutraal zijn van gehele wijken (door eigen energieopwekking en –opslag) in plaats van grote gecentraliseerde energiecentrales (of nog erger: kernenergiecentrales). En een ander voorbeeld zou zijn het gebruik van bitcoins als handelsmiddel tegenover (of anders naast) de dollar en euro. Handel met bitcoins kan door gebruik te maken van open source software en je kunt je laten ondersteunen door mensen met kennis, die niet banken hoeven te zijn maar gewoon mensen die jijzelf kent en vertrouwd.
Daarnaast is het geheel van de EU gericht op gunstige voorwaarden voor de EU, waaruit ik ook kan lezen ongunstige voorwaarden voor anderen (voor de tegenpartij). Oa de derde wereldlanden die gebukt gaan onder de rentelasten van de leningen die zij van de westerse investeerders hebben, en die hun producten voor erg lage prijzen van de hand doen aan de machtsblokken. Dit zal best financieel voordeel opleveren voor de machtsblokken en hun vertegenwoordigers, maar niet altijd voor goede omstandigheden voor de kleine aanbieders.
Ook de gerichtheid op een groei van de economie kan ik niet rijmen met het verschijnsel als wereld-uitputtingsdag (world overschoot day). Dat is de dag (binnen het jaar) waarop wij met zijn alleen zoveel van de wereld verbruikt hebben, dat de wereld er een jaar voor nodig heeft om ervan te herstellen. En die dag valt al midden augustus! Dus we verbruiken gedurende 4,5 maanden (vanaf mid augustus tot 31 dec) de energie en bronnen van de wereld die de wereld niet meer kan recupereren. Dus groei van economie zie ik niet zo zitten, als het gaat om meer verbruik (en meer weggooien). Wel als het gaat om meer recyclage, meer inzet van duurzame energie, meer producten maken die echt duurzaam zijn, en het uitvoeren van werk of tijdverdrijf dat duurzaam is. Dat vergt wel een heel andere inzet dan wat nu gangbaar is.
Nu gangbaar is de meting van de economie in getallen als het Bruto Binnenlands Product (BBP), waar allerlei economische activiteiten die in geld uitgedrukt zijn, worden meegenomen. Dat hoeft zeker niet in verband te staan met welvaart. Het opruimen van schade aan de natuur veroorzaakt door afval telt wel bij aan het BBP, de advertientiecampagnes voor de nieuwste mode en het zoveelste wasmiddel telt ook bij aan het BBP. Een familie die zelf de afwas doet, die zelf kookt, mogelijk een eigen moestuin heeft en de avonden niet uitgaat maar familiespellen samendoet, draagt weinig bij aan het BBP.
Wat me ook opvalt is dat de internationalisering het steeds moeilijker maakt voor een bepaald land de eigen cultuur te behouden. Als de cultuur van een bepaalde zone of land zou inhouden dat er geen kinderarbeid mag zijn, een gelijkheid van man en vrouw, een gelijkheid van verschillende lagen van de bevolking, dan zouden we niet spullen moeten inporteren van landen waar deze waardes of met voeten betreden worden of waarvan we het zeer sterk kunnen vermoeden. Echter door internationalisering kunnen we die producten niet eens meer buiten houden, en zelfs kunnen we een eigen belastingsstelsel niet zomaar aanhouden omdat anders de succesvole ondernemers gewoon naar een ander land zouden gaan. Daarmee wordt het gedrag veel meer geleid en gerechtvaardigd door financiële overwegingen en kent niet zozeer meer principes gebaseerd op een (culturele of morele) overtuiging.
Hoodstuk 6, conclusies op hoofdlijnen
Vermeend geeft in hoofdstuk 5 aan wat er allemaal gedaan kan worden en gedaan moet worden, en herhaalt in hoofdstuk 6 de conclusies op hoofdlijnen. Een meer gelijke inkomens- en vermogensverdeling zorgt voor voordelen binnen een land of leefgemeenschap. Echter die wordt niet behaald door extra belastingen. Ook niet door een (hoog) minimumloon. D egroei van de economie is nodig, door goede opleidingen/scholing (gericht op werkmogelijkheden), weinig belastingen (voor ondernemers die werk creëeren), lage kosten op werk (dus een lage wig als loonkosten voor zowel werkgever als –nemer) en vrijheid over hoe het werk in te delen voor zowel de werknemer als –gever).
Ongelijkheid kan worden tegengegaan door een nieuwe generatie van ondernemersbestuurders en commissarissen die niet zozeer (netto) geld en bonussen als sturing definiëren om talenten aan te trekken maar meer gericht zijn op maatschappelijke verantwoording (dit komt ook goed over naar de buitenwereld). Verder een publieke (media)schandpaal voor excessieve beloningen. En (semi) overheden die geen zaken meer doen met ondernemingen die niet maatschappelijk verantwoord ondernemen en die excessieve verschillen in beloningsstuctuur hebben.